Standerdmolen
De staakmolen is de grondvorm van het oudste type molen in Nederland de z.g. "standerdmolen".
Deze molen werd gebruikt voor het malen van koren. Deze houten molen bestond uit een houtenkast, waarin het maalwerk was opgenomen en die draaibaar was op een zware verticale spil.
Deze „standerd" werd gesteund doorhorizontale balken op funderingsblokken en schuinstaande schoren.
Door middel van een staartbalk met kruiïnrichting werd de molenkast met wieken op de wind gedraaid.
Deze standerdmolens werden al gebouwd in de 13e eeuw.
Een voorbeeld op Zuid-Beveland was de Molen „de Hoed" te Kruiningen.
Wipwatermolen
Uit de standerdmolen ontwikkelde zich in de 14e en 15e eeuw de z.g. „wipmolen" voor wateropvoer (poldermolens).
Het bovenhuis bevatte alleen maar de overbrenging (geen molenstenen) en kon dus kleiner zijn en draaide om een houtenkoker waarin de koningsspil.
Het vaste onderhuis was groter en ook gebruikt voor bewoning.
Wipmolens zijn gebouwd in zeer verschillende maten; van zeer groot (vlucht van 27 m) tot zeer klein.
Een op beperkte schaal gebruikte type was de z.g. „spinnekop" (vlucht 10 m). liet allerkleinste van dit type is het z.g. "weidemolentje" of aanbrenger, die het water naar de grotere molens voerde.
Tjasker
Een zeer bijzondere kleine molen om water op te voeren was vooral in Friesland-Overijssel gebruikte „Tjasker".
Het was een hellend opgestelde as, waaraan bovenaan een stel wieken en onderaan een tonmolen (gesloten vijzel) was gemonteerd.