Vroegste geschiedenis
Gedurende vele eeuwen was men niet vrij een molen te stichten. Het recht om windmolens op te richten en te exploiteren, „het zogenaamde windrecht", behoorde aan de vorst toe.
Toen Zeeland een graafschap was, was dit recht van de graaf. Hij kon dit recht aan de ambachtsheer schenken, die dan tegen een jaarlijkse vergoeding iemand toestemming kon geven een windmolen op te richten.
De oudste vermelding van een windmolen in ons land is van 1299. Dit"windrecht" moet men wel onderscheiden van „het recht van windvang", een zakelijk recht.
De eigenaar van een windmolen kon uit hoofde hiervan van iedere gebruiker van een omliggend erf eisen, dat deze zich moest onthouden van bebouwing of beplanting die schadelijk konden zijn voor de windvang.
Tenslotte dient ook nog „het recht van molendwang" te worden genoemd, dat is namelijk het recht om de ingezetenen van een bepaald gebied te verplichten hun koren te doen malen op één of meer bepaalde molens. Met deze rechten kon de molenaar ongehinderd en zonder concurrentie zijn windmolen gebruiken.
's-Heer Arendskerke heeft lange tijd een molen moeten ontberen, omdat Baarsdorp al voor 1318 een molen had, die in 1318 door een nieuwe werd vervangen. 's-Heer Arendskerke had al lang en breed enig aanzien, toen in 1250 de huidige toren met kerk er werd gebouwd. Blijkbaar was er niet voldoende emplooi voor een tweede windmolen naast die van Baarsdorp.